News:

Belgische roofkunst duikt op in Russisch museum - Looted art from Belgium turns up in a Russian museum

1998
1970
1945
De Standaard 12 March 2021
By Geert Sels 

Toen de kladderadatsch van Hitler aangebroken was, trokken Russische trofeeënbrigades door Berlijn om kunst te plunderen. Een schilderij uit de Belgische ambassade blijkt al  decennia in het museum van Jekaterinenburg te zitten. ‘In die ambassade heb ik tot mijn zevende gewoond’, herinnert Étienne Davignon zich.


De Russische trofeeënbrigades gingen onder meer aan de haal met dit portret van Frans I uit de Belgische ambassade in Berlijn.

Het is 1943 en de bezette landen beginnen te dromen van een leven zonder nazi’s. Velen hebben de wijk genomen naar Londen, zodat ze in ballingschap gezellig samen de violen kunnen stemmen. In de Conventie van Londen spreken ze af dat ze transacties met de nazi-bezetter als onbestaand zullen beschouwen. Dat wil zeggen dat ze kunst die tijdens de oorlog verkocht is, zonder meer kunnen terugeisen. Verder zijn de landen zo grootmoedig om geen compensaties te eisen voor geleden oorlogsverliezen. België ondertekent die overeenkomst.

Rusland doet dat niet en verschaft zich daarmee de vrijheid om zich naar hartenlust te bedienen. De ravage is er enorm, er is veel schadeloos te stellen. Het land heeft paleizen en kerken in rook zien opgaan, heeft steden en dorpen met de grond gelijk zien maken en heeft miljoenen slachtoffers te betreuren. Terwijl de geallieerden in Londen naar een consensus toewerken, beginnen de culturele sovjetfunctionarissen te fantaseren over een supermuseum dat ze volstoppen met buitgemaakte kunst. Oog om oog, tand om tand.

Hun plan wordt gerealiseerd. Kunsthistorici, museumconservatoren, kunstenaars en restaurateurs krijgen een officiersuniform aangemeten en worden de oorlog ingestuurd. Terwijl het Russische leger langs de oostelijke zijde oprukt naar Berlijn, volgt de trofeeënbrigade in hun kielzog. Als een sprinkhanenplaag maken ze alles buit wat waarde heeft: schilderijen, beeldhouwwerken, tekeningen, boeken en archiefstukken.

In het Belgisch Rijksarchief zit een document dat goed beschrijft hoe dat in zijn werk ging. Daarin brengt onze gezant in Berlijn, kapitein Van de Berghe, verslag uit. Die signaleert dat de Russen ‘avec beaucoup de précaution’ alle kunstwerken weghalen uit de Führerbunker. Alles wordt zorgvuldig ingepakt, op vrachtwagens geladen en naar het oosten afgevoerd. Elders in de stad worden waarnemers uit de buurt gehouden van de opslagplaatsen. Volgens een Russische officier gaat het om kunstwerken die de nazi’s in het oosten hebben geroofd.

Die Russische officier heeft kapitein Van de Berghe een flink oor aangenaaid, heeft de geschiedenis ons intussen geleerd. Het zal best dat er kunstwerken uit Rusland afkomstig waren die de trofeeënbrigades maar wat graag wilden terugbrengen.  Maar net zo goed waren er stukken bij die in Polen waren geconfisqueerd of die van Hongaarse joden waren afgepakt. Zonder twijfel waren er voorwerpen bij die de nazi’s in Nederland, Frankrijk of België hadden geroofd of gekocht. Veel van de stukken die voor het megalomane Linzmuseum bestemd waren, werden immers in eerste instantie in Dresden bewaard, dus aan de oostzijde van de Derde Rijk en binnen de grijparmen van de brigades. Wat eveneens vaststaat, is dat de brigades even langsliepen in de Belgische ambassade in Berlijn.

‘Onze familie heeft vier jaar in de ambassade gewoond’, zegt Étienne Davignon. ‘Mijn ouders, mijn broer, mijn zus en ik.’ Zijn vader was sinds 1936 de Belgische ambassadeur. ‘Het was een oud Duits huis, zeer conservatief. Langs de ene kant waren de kantoren, langs de andere kant het woongedeelte. Ik herinner me alleen de grote trap naar de receptiezaal. Toen de oorlog verklaard werd, was ik zeven. Onze familie en de medewerkers zijn tot dan gebleven. Een paar dagen later zijn we met de diplomatentrein naar België teruggekeerd. We hadden het bureau van mijn vader mee – dat staat nu bij mij in huis.’

Tegen het eind van de oorlog is de ambassade platgebombardeerd. ‘Niet verbazend’, zegt Davignon, ‘ze lag niet ver van de Reichskanzlei. Alleen het bordje met ‘’Belgische ambassade’’ en de openingsuren bleef over. Dat hebben de Oost-Duitsers me later teruggegeven. Nadien is de ambassade heropgebouwd, op exact dezelfde plaats. Maar de schilderijen in het gebouw? Nee, die herinner ik me niet meer.’

Daar zijn we hem graag behulpzaam bij. Voor de verfraaiing van zijn dienstruimtes deed de ambassade een beroep op het Museum voor Schone Kunsten van Brussel. Begin jaren ‘30 vertrokken zes schilderijen voor een logeerpartij naar Berlijn. Ze zouden nooit meer terugkeren. Vooral portretten van keizers uit de Oostenrijkse periode sloegen aan. Jozef II en Frans I werden telkens geflankeerd door een pendant van hun echtgenote.

Het buitenbeentje in het gezelschap was een jachttafereel van de 17de-eeuwse schilder Adam Pijnacker. Diens Hertenjacht werd in 2009 aangeboden op de Russische kunstmarkt. De Belgische overheid vond toen 2.500 euro te duur om een rogatoire commissie te sturen om het terug te halen. Sindsdien is het opnieuw zoek. Onder het nummer 1478 staat het echter tot op de dag van vandaag moedig ingeschreven in de inventaris van het museum. Net als de andere vijf werken staat het nog altijd geseind in de databank van Interpol.

Het spoor van de schilderijen loopt duidelijk naar Rusland. Want nu duikt het portret van Frans I er op, van de 18de-eeuwse Doornikse schilder Piat Sauvage. Deze keer niet op de kunstmarkt, maar in het Museum voor Schone Kunsten van Jekaterinenburg. Deze op drie na grootste stad van Rusland, waar basketster Emma Meesseman de driepunters aan mekaar rijgt, staat op het punt zijn museumoppervlakte te verdubbelen. Het bouwproject van 900 miljoen roebel (10 miljoen euro) zet het museum op de kaart als een van de bijhuizen van het Hermitage, zoals er ook zijn in Kazan, Vyborg en Omsk. Het heeft een historische band met het moederhuis in Sint-Petersburg. In juli 1941 verhuisden er 1,1 miljoen museumstukken naartoe omdat ze daar, in de veilige beschutting van de Oeral, minder risico liepen.

Een simpele googleactie maakt duidelijk dat het portret zich in Jekaterinenburg bevindt. Het heeft wat voeten in de aarde voor we in het museum een aanspreekpunt vinden. De pr-dame loodst ons naar een conservator, die na enige tijd laat weten dat mijn vraag door de directeur zal behandeld worden. Vervolgens duurt het enkele weken voor er reactie komt. Ofwel is het heel druk in het museum, ofwel is er iets loos met dit schilderij. Aan de argwanende mail van de directeur te zien is het eerder het laatste. Hij vraagt wat mijn hoedanigheid is en zegt dat er enkele bezorgdheden zijn over dit schilderij. Die gaan over ‘kunst die tijdens of vlak na de Tweede Wereldoorlog van Europa naar Rusland is gebracht.’

In de daaropvolgende mails en uiteindelijk een telefoongesprek antwoordt directeur Nikita Korytin open en correct op alle vragen. ’Bij de voorbereiding van de nieuwe museumpresentatie heeft onze conservator dit schilderij grondig opnieuw bekeken’, zegt hij. ‘In de zomer van 2020 hebben we de kunstenaar en de afgebeelde persoon precies kunnen identificeren. Tevoren stond er een vraagteken achter. Dat komt omdat de naam in het Cyrillisch verkeerd weergegeven was. Slavische talen hebben geen diftongen, dus worden ‘’au’’ en ‘’o’’ hetzelfde uitgesproken. Door die transcriptie was de naam Sauvage verkeerd weergegeven en konden we die in geen enkel standaardwerk terugvinden. Omdat het nu correct in de digitale databank van de overheid zit, is de informatie wel zichtbaar.’

Korytin wijst erop dat het museum het schilderij in 1948 in de stad aankocht. Dat gebeurde in een winkel van de overheid waar uitsluitend luxeproducten voor de elite aangeboden werden. ‘We hebben alleen het portret van de man –de pendant van de vrouw is ons niet bekend’, zegt Korytin. ‘Er zijn geen documenten van de winkel, maar het werk is wel correct in onze inventaris ingeschreven. Het is geen verrassing dat er werk van de trofeeënbrigades in een Russisch museum zit. Zo is het altijd gegaan bij oorlogen. Dat gebeurde ook toen de Spanjaarden, Portugezen, Fransen en Duitsers een land bezetten. Rusland is tijdens de Tweede Wereldoorlog ook veel kwijtgeraakt. Wat in onze collecties zit, zit daar nu eenmaal. De vraag om kunst terug te geven, is een  onderwerp voor een grote conferentie.’

De omvang van de trofeeënkunst is gigantisch, maar niemand die er de details van kent. ‘De werken zijn nooit in het supermuseum terechtgekomen waarvoor ze geroofd werden’, zegt Konstantin Akinsha.  Zijn boek Stolen treasure, waarin hij het bestaan van de roofkunst reveleerde, was een bom toen het in 1995 uitkwam. ‘Toen de Sovjet-Unie uiteenviel, gingen er archieven open waaruit bleek dat er ongeveer een miljoen kunstobjecten verborgen gehouden werden. In de jaren ‘50 is er een inventaris van opgezet, maar die zat tot de jaren ‘90 verborgen in de archieven. De grootste musea, zoals het Hermitage en het Poesjkinmuseum, hebben de meeste stukken. Maar ook andere musea in Moskou, zoals het Historisch Museum of het Architectuurmuseum hebben er. Verder zitten er werken in provinciale musea, zoals in Nizjni Novgorod. Naar wat er in de voormalige Centraal-Aziatische republieken zit, hebben we het raden.’

Ondanks herhaalde diplomatieke demarches heeft president Vladimir Poetin nooit inzage willen geven in de werken die de trofeeënbrigades meenamen. Inderdaad een netelige kwestie, echt een onderwerp voor een grote conferentie. Het Museum voor Schone Kunsten Brussel heeft weet van de locatie van het schilderij, maar verkiest niet te reageren. Het portret van Frans I staat onder het nummer 317 nog altijd ingeschreven in de inventaris van het museum.

 

Hoe geroofd Belgisch schilderij in Russisch museum terechtkwam
© website copyright Central Registry 2024